In this episode, we'll witness Pieter's inspiring journey of cycling through a fierce storm in Amsterdam, showcasing his unwavering courage and determination against all odds.
Nl: In Amsterdam woonde een jongen. Pieter was zijn naam. Pieter hield van fietsen. Fietsen hield van Pieter.
En: In Amsterdam lived a boy. His name was Pieter. Pieter loved cycling. Cycling loved Pieter.
Nl: Op een dag werd de lucht donker. Regendruppels begonnen te vallen. Het was een flinke regenbui. Pieter wilde droog blijven. Hij nam een paraplu.
En: One day, the sky became dark. Raindrops started to fall. It was a heavy downpour. Pieter wanted to stay dry. He took an umbrella.
Nl: Fietsen met een paraplu was moeilijk. De wind was sterk. Pieter wankelde heen en weer. Maar hij wilde niet nat worden.
En: Cycling with an umbrella was difficult. The wind was strong. Pieter swayed back and forth. But he didn't want to get wet.
Nl: De straten van Amsterdam waren glad. De grachten zagen er donker uit. Mensen haastten zich naar hun huis. Maar Pieter fietste door. Dapper. Moedig.
En: The streets of Amsterdam were slippery. The canals looked dark. People hurried to their homes. But Pieter continued cycling. Brave. Courageous.
Nl: Maar plotseling voelde Pieter een ruk. De wind had zijn paraplu gepakt. "Oh nee!" riep Pieter uit. Fietsen werd moeilijker. De regendruppels werden dikker. Pieter werd nat.
En: But suddenly, Pieter felt a tug. The wind had taken his umbrella. "Oh no!" Pieter exclaimed. Cycling became harder. The raindrops became thicker. Pieter got wet.
Nl: Pieter keek naar de hemel. De regendruppels vielen op zijn gezicht. Ze smaakten zout. Maar Pieter gaf niet op. Hij hield zijn hoofd omhoog. Dapper. Moedig.
En: Pieter looked up at the sky. The raindrops fell on his face. They tasted salty. But Pieter didn't give up. He held his head high. Brave. Courageous.
Nl: Het fietsen werd zwaarder. Maar Pieter trapte door. De straatstenen glommen nat. De regendruppels dansten op de grachten. De wind fluisterde in zijn oor. Maar Pieter luisterde niet. Hij fietste door. Dapper. Moedig.
En: Cycling became heavier. But Pieter kept pedaling. The cobblestones glistened wet. The raindrops danced on the canals. The wind whispered in his ear. But Pieter didn't listen. He cycled on. Brave. Courageous.
Nl: Toen gebeurde er iets moois. De zon kwam terug. De regen stopte. Alles werd stil. Pieter liet een diepe zucht.
En: Then something beautiful happened. The sun came back. The rain stopped. Everything became quiet. Pieter let out a deep sigh.
Nl: Hij keek om zich heen. Amsterdam glinsterde nat. De grachten waren kalm. De straatstenen waren glad. Maar alles was mooi. Rustig. Stil.
En: He looked around. Amsterdam glistened wet. The canals were quiet. The cobblestones were slippery. But everything was beautiful. Peaceful. Quiet.
Nl: Pieter lachte. Hij was nat. Maar hij voelde zich droog. Droog van binnen. Hij had het gedaan. Fietsen in de regen. Met een paraplu. In Amsterdam.
En: Pieter laughed. He was wet. But he felt dry. Dry inside. He had done it. Cycling in the rain. With an umbrella. In Amsterdam.
Nl: Vanaf die dag, als het regende, zei Pieter niet: "Oh nee!". Hij zei: "Ik kan het aan!". Hij pakte zijn fiets. En zijn paraplu. En hij fietste. Dapper. Moedig. En altijd lachend.
En: From that day on, whenever it rained, Pieter didn't say, "Oh no!". He said: "I can handle it!". He grabbed his bike. And his umbrella. And he cycled. Brave. Courageous. And always smiling.